Promotie van industriële vormgeving in Nederland. Dat valt niet mee. Stichtingen, verenigingen en overheid buitelden in het verleden vaak ruziënd over elkaar heen. Maar elk deficit werd evenzo vrolijk weer gevolgd door een nieuwe poging in een cyclus die voorduurt tot op de dag van vandaag.
Hilarisch. Anders kun je de bijna 100-jarige voorgeschiedenis van Designlink haast niet noemen. Organisaties kwamen, maakten ruzie en gingen. Het ging daarbij vooral vaker om de poppetjes en niet voor het doel waarvoor ze eigenlijk waren opgericht: het ondersteunen en promoten van industriële vormgeving in Nederland. In 1904 werd daartoe een organisatie opgericht: de VANK. Vereniging voor Ambacht, Kunst en Nijverheid ging er achter dat acroniem schuil. Zeventien jaar later werd die organisatie opgevolgd door het Instituut voor Sier- en Nijverheidskunst en in 1924 zag de BKI (de Nederlandse Bond voor Kunsten en Industrie) het licht. Een initiatief van Gispen’s huisontwerper Willem Penaat, bijgestaan door een aantal ‘vooraanstaande industriëlen’ zoals dat toen heette.
BKI richtte zich vooral op ‘hoogstaande industriële kunstnijverheidsproducten’, en dat vond een aantal andere mensen niet leuk. Vandaar dat met overheidssteun in 1947 werd besloten tot de komst van de Stichting Centraal Adviesbureau voor Gebonden Kunsten en Industriële Vormgeving. Gezellig, al die clubjes. En die bleven er dan ook komen. In 1949 werd het tijd voor de volgende: de Stichting Industriële Vormgeving (SIV). Dit keer een initiatief van het Ministerie van EZ, het Ministerie van Onderwijs & Kunsten en drie grote werkgeversorganisaties. Tegelijk moesten BKI en SIV onder druk van de overheid fuseren tot het Instituut voor Industriële Vormgeving. Gedwongen huwelijken; iedereen weet hoe die aflopen. Gebakkelei en getoestand. Er volgden nog wat therapeutische noodverbanden om het stel te redden, maar in 1975 werd de subsidiekraan dichtgedraaid en was het gedaan met BKI en SIV.
Volgt u het nog? In 1984 zag de Stichting Industrieel Ontwerpen Nederland (ioN) het licht. Financieel geruggensteund door de Ministeries van EZ en WVC. Het ioN introduceerde de Erkenningen Goed Industrieel Ontwerp. Hiermee wilde de stichting de toepassing van het systematisch proces van industrieel ontwerpen bevorderen, zoals het toen zo mooi heette. Ook kwam er een tijdschrift (Industrieel Ontwerpen, later Items) en enkele tentoonstellingen, waaronder een in Japan. Iets teveel hooi op de vork? Kennelijk. Want nog geen zes jaar na de voortvarende start volgde het faillissement. Noch de overheid noch een andere organisatie was bereid financieel bij te springen. Zo belangrijk bleek designpromotie in ons land kennelijk ook weer niet. Hup, weg ermee! Slechts één steunpunt van ioN achter de IJssel bleef bestaan. En die ging, gedragen door de contributie van ongeveer honderd leden, gewoon door onder de naam ioN-Oost. De ambities groeiden en niet lang daarna werd het ‘oost’ daarom uit naam geschrapt.
Met Items liep het goed af. Het tijdschrift vond een commerciële uitgever, en die vindt dat blad nog steeds leuk. Ook de Erkenningen bleven, sterker, de organisatie daarvan werd in 1993 ondergebracht in een speciale club: Stichting Goed Industrieel Ontwerp (GIO). Ondertussen blijft het Ministerie van WVC zich roeren. Ze toveren in 1993 een nieuw designkonijn uit de hoed: het Vormgevingsinstituut. Het Ministerie van Economische Zaken bedankte nota bene tijdens de oprichtingsbijeenkomst hartelijk voor deelname en zeven later kan de zoveelste goedbedoelde poging als historie in de boeken worden bijgeschreven. Pijnlijk. Zoals alles eigenlijk wat uit de designpromotiekoker van de ministeries komt. Vandaar de oprichting in 2002 van het onafhankelijke en ongesubsidieerde Designlink. De cirkel werd gesloten want in feite gaat het om een fusie van de ion-splinters GIO en ioN. Bij een frisse start hoort een nieuwe prijs en in 2003 werden voor het eerst de Nederlandse Designprijzen uitgereikt. Dat was ook meteen bijna voor het laatst want Designlink staat nog steeds naar adem happend aan de zijlijn.
De voorlopig laatste loot aan de designpromotie-stam heet sinds 2003 Premsela, stichting voor Nederlandse Vormgeving. Ook deze keer weer een exclusief subsidieproduct van het cultuurministerie maar dit keer gefinancierd vanuit het vierjarige Kunstenplan waardoor een geslaagde recordpoging niet onhaalbaar lijkt. In 2008 weten we meer, maar waarschijnlijk is het aftellen al begonnen. Want organisaties die het belang van industrial design benadrukken lijken in ons land geen lang leven gegeven.
Ondertussen is de belangstelling voor design tot ongekende hoogte opgestuwd. De hype ronde creatieve industrie heeft bijkans geleidt tot ongewenste intimiteit. Het bakgebied staat bedremmeld aan de zijlijn van het eigen speelveld in afwachting van het moment dat de storm gaat liggen.
Bron: Grabbelen in de designton. Den Haag, januari 1991