De Nederlandse Creatieve Industrie goes to Hollywood?

Een lastig dossier, internationalisering van de creatieve industrie. Je zou zeggen dat elk goed product zichzelf verkoopt. Zelfs in het buitenland. Het ligt ietsje gecompliceerder. Probleem een is dat de creatieve industrie natuurlijk geen industrie is, maar hoogstens een sector. Een behoorlijk diverse sector zelfs. Want wie zoekt naar de overeenkomsten tussen het Concertgebouworkest en OMA, of een auteur en een fotograaf en vindt er weinig. Het wordt iets simpeler als de creative zakelijke dienstverleners, ontwerpers en architecten bijvoorbeeld tot onderwerp worden genomen. Bij hen gaat het (ook) om winst.

Probleem twee is dat de creatieve industrie geen waardeketen vertegenwoordigd. Zoals bijvoorbeeld de waterbouw. En probleem drie is dat geen buitenland gelijk is, dus dat een en dezelfde aanpak niet werkt, tenminste niet overal. En het laatste probleem is, maar dat geldt voor meer sectoren, sommige buitenlanden zelf over uitmuntende creatieve kwaliteit kunnen beschikken. Ook al hebben we dat in Nederland niet meteen helemaal door. Dus?

Om met dat laatste te beginnen: een beetje bescheidenheid op zijn tijd kan geen kwaad. Maakt de entree op diverse markten meteen al wat kansrijker. Al dat getamboereer op de kwaliteiten van het Dutch Design zijn maar in zeer beperkte mate relevant en interessant. Die kwaliteiten. voor zover ze bestaan, zijn vooral toe te rekenen aan enkele individuen. En als klein land hebben we logischerwijze maar erg weinig starchitecten en stardesigners. Op een nieuwe Johan Cruijff zitten we tenslotte ook al een tijdje te wachten. En tenslotte: Amsterdam is voor heel veel buitenlanders nog altijd de hoofdstad van Kopenhagen. Of omgekeerd.

En dan die gekke buitenlanders, overal doen ze anders zaken dan wij! He? Overal? Ja dus. Omgekeerd kun je dus stellen dat er is geen land is dat zo gek zaken doet als juist Nederlanders. Wij zijn het die gek zaken doen. Het is onbestaanbaar dat je ook maar ergens een opdracht krijgt op basis van de laagste prijs. Overal ter wereld zal je eerst het vertrouwen moeten winnen van je klant. Tijdrovend maar wel lucratief. Dat wil zeggen na een paar jaar investeren! En dat hebben we gedaan.

In de afgelopen vier jaar hebben we 12 miljoen euro geïnvesteerd in het aanprijzen van de design, mode en architectuur in eerst drie en later vier landen. Dat is drie miljoen per jaar. Nog geen miljoen per land en net geen drie ton per sector. Dat is niet heel veel maar tegelijkertijd ook niet kinderachtig. Wat is er gebeurd met dat geld? Er zijn wat tentoonstellingen heen en weer gesleept, wat filmpjes gemaakt, een website gebouwd, coördinatoren aangesteld en linten doorgeknipt. En geëvalueerd natuurlijk.

Overal valt van te leren. Ook van DutchDFA. Niet volgens Berenschot. Zij mochten het programma evalueren. DutchDFA, had het eigenlijk best goed gedaan volgens de onderzoekers. Reden voor een laatste feestje. Niks over vraagontwikkeling, opdrachtgeverschap en ondernemerschap. Niks over kansrijke sectoren, veelbelovende regio’s en professionalisering van het aanbod. Niets over schaalvergroting, niets over strategische allianties en krachtenbundeling. Niets over marketing, branding en proposities.  En niets over het rendement van die 12 miljoen.

Niets geleerd dus. In de komende jaren zal er per jaar twee miljoen worden geïnvesteerd in het realiseren van dezelfde ambitie maar dan voor een nog bredere selectie van de creatieve industrie. Tenzij ze opeens bij het Topteam voor de creatieve industrie, het Creative Council of het Fonds voor de Creatieve Industrie alsnog het licht gaan zien blijft het duwen tegen een touwtje.